WhatsWhát?

7 maart 2014

Ik zit in de trein. Het landschap verschiet, om mij heen wordt gezwegen. Toch is dit geen stiltecoupé. Zwijgend turen mijn medereizigers naar hun mobieltjes. Ouderwets, mobieltjes. Net als ikzelf. Iedereen heeft immers een smartphone, ik weet het heus wel. Op míjn schermpje past alleen een telefoonnummer. Of een paar korte zinnetjes als ik wil sms’en. Maar dat doe ik bijna nooit, sms’en.

Wat zouden ze doen, die medepassagiers van mij? Er schijnt van alles mogelijk te zijn met zo’n smartphone. Iets met apps die je kunt downloaden. O zo handig, die apps. Je krijgt toegang tot de wereld, heb ik begrepen van mijn dochter. Naast me zit een jongeman. Sjofel gekleed, vriendelijke, rood aangelopen kop, rafeltas tussen zijn voeten geklemd. Hij wordt al een beetje kaal. Vindt hij vervelend, vermoed ik. In gedachten stel ik me voor hoe hij zich elke keer na het douchen naar de afvoer bukt om zijn verlies onder ogen te zien. Net zoals ik op die leeftijd deed. Ik zou iets tegen hem willen zeggen, woorden van warmte. Steels probeer ik erachter te komen wat hij aan het doen is. Hij leest. Geen boek, wat ik jammer vind. Ik heb iets met boekenmensen, voor mij zijn ze een vorm van troost. Nu en dan typt hij een paar zinnetjes in, razendsnel. Hij communiceert, al heb ik geen idee met wie. Maakt hij deel uit van een groter netwerk? Waarschijnlijk wel, net als alle anderen om mij heen.

Hij heeft vast veel vrienden, in ieder geval meer dan ik. Eigenlijk had ik maar twee, Tom en Herman. Tom schijnt in Australië te wonen, ik heb al jaren niets meer van hem gehoord. Herman ga ik straks begraven. Overleden na een kort ziekbed, zoals dat heet. Een week geleden was ik nog bij hem. Om afscheid te nemen. Achtendertig kilo was er nog van hem over, meer niet. Veel lol met hem gehad, we zaten samen in militaire dienst. Op kompas over de Lüneburger Heide en daarna zuipen in een Kneipe. Het was zo’n vriendschap die standhield. Op elkaars bruiloft geweest, zijn kinderen op schoot gehad. En hij de mijne. Straks sta ik aan zijn graf, onbegrijpelijk.

Een jonge vrouw, een meisje nog, kijkt op. Even klampt mijn blik zich vast aan de hare, de trein mindert vaart. Ze slaat weer aan het WhatsWhatten. Heeft ze me wel gezien? Van haar generatie voel ik me vervreemd, de mijne valt. Een ingeblikte vrouwenstem roept om dat we Zwolle naderen, station Zwolle.

Niet vergeten uit te checken.