Slachtofferhulp, ook voor mij

21 juni 2013

Wist u dat 1 op de 4 Nederlanders het slachtoffer wordt van een misdrijf?

Met deze alarmerende vraag begint een brief die mij ongevraagd werd toegezonden door het Fonds Slachtofferhulp Nederland. Door de dreigende ondertoon van de vraag was ik in eerste instantie geneigd met ‘ja’ te antwoorden, maar na enig denkwerk kom ik toch uit bij ‘nee, dat wist ik helemaal niet’. Ik ken namelijk honderden mensen. Van die paar honderd weet ik dat een paar inderdaad slachtoffer zijn geworden van een misdrijf. Dus 1 op 4? Ik dacht het niet.

Op die conclusie heeft het Fonds Slachtofferhulp Nederland kennelijk gerekend. Meteen na de beginvraag volgt een verhaal uit de praktijk over ene Ellen Broekhuizen. Ze is 45 jaar en op bezoek bij haar moeder van 72 jaar. Wat die leeftijden toevoegen, begrijp ik even niet. Waarschijnlijk hoopt het Fonds dat ik me zo wat makkelijker kan identificeren met de slachtoffers. Samen zijn ze beroofd, ze moesten hun pincodes vertellen, werden geslagen, met een pistool bedreigd en ‘verstijfd van schrik’ achtergelaten.

Deze keer wordt niets aan het toeval overgelaten, de conclusie, streng onderstreept, wordt nu door het Fonds Slachtofferhulp Nederland zelf getrokken, voor ik weer de kans krijg te ontsnappen: ‘Jaarlijks hebben 750000 slachtoffers in Nederland professionele hulp nodig bij het verwerken van wat hen is overkomen. Helaas ontvangen 500000 niet de juiste hulp.’

Nu word ik opgeroepen mee te doen aan een ‘Nationaal Onderzoek Criminaliteit & Veiligheid’: Wij zullen uw antwoorden anoniem en strikt vertrouwelijk behandelen. Dat lijkt me stug. Boven de enquête staan toch echt mijn naam en adres pontificaal vermeld. Maar goed, ik ben de beroerdste niet en het probleem is ernstig genoeg.

De enquête begint met enkele vragen over geboortejaar, geslacht en hoogst genoten opleiding. Goed te doen, denk ik opgewekt. Voor de vragen staat hoe ik de antwoorden moet aankruisen: ferm en vastberaden. En dat doe ik dan ook: ik zet kruisjes alsof mijn leven ervan af hangt. De vierde vraag alweer: Hoe veilig vindt u Nederland? Ik kruis ‘zeer veilig’ aan. Volgende vraag: Vindt u dat de situatie de laatste vijf jaar is veranderd? Ik kruis aan: Ja, veiliger geworden. Dit blijkt namelijk uit de statistieken, ik zeg niet zomaar wat. Op de vraag welk veiligheidsaspect is mijn grootste zorg is, kruis ik ‘Anders, namelijk’ aan. Glimlachend zet ik er ‘overbodige enquêtes’ achter. Zo, dat zal ze leren. Uiteindelijk beland ik na enkele tussenvragen bij de vraag of ik zelf wel eens slachtoffer van een misdrijf ben geweest. Niet dat ik weet. Meteen ben ik een stuk minder interessant voor de slachtofferhulp in Nederland, want ik mag maar liefst zes vragen overslaan. Voor straf moet ik nu vertellen of ik als omstander wel helemaal honderd punten ben. Natuurlijk ben ik dat, antwoord ik overmoedig. Hierna word ik vriendelijk bedankt voor de medewerking.

O nee, toch nog een vraag. Om een gift. Voor de 500000 slachtoffers in Nederland. Nu wordt het allemaal een stuk duidelijker. Niks geen Nationale Enquête, gewoon een ordinair opzetje om een donatie los te peuteren. Voel ik me toch nog slachtoffer…