Klein-kleiner-foetsie

15 februari 2013

Met kwartjes en dubbeltjes zijn ze bij elkaar gespaard. Onze voorouders uit het begin van de vorige eeuw hadden er veel voor over: een schooltje in eigen dorp. De kinderen moesten hogerop en dat mocht wat kosten. En breed hadden ze het niet, op hun armoeiige perceeltjes. De school werd duur betaald. Naast de school moest dan ook nog een huis, of beter gezegd: een woning. Juist, voor het Hoofd der School. Iemand van stand. Toen.

De tijden zijn veranderd. Alles is groter, sneller, beter, al waag ik het laatste te betwijfelen. Toch zijn ze er nog steeds, die honderden dorpsschooltjes. Ook de woningen ernaast staan er nog, al is het hoofd der school in veel gevallen gevlogen en het huis in andere handen overgegaan. De opbrengst van die schoolwoningen, vaak voor tonnen verkocht, is trouwens vaak net zo gevlogen als de meester zelf. Verdwenen in de zakken van incompetent management en klungelende bestuurders, maar daar kom ik nog wel eens op terug.

Nu zijn de scholen zelf aan de beurt. En dat zijn er hier in Friesland nog heel wat. De PO-raad heeft besloten dat het maar eens uit moet zijn: honderd leerlingen als ondergrens, dat moet voldoende zijn al die klein duimpjes de nek om te draaien. In zekere zin heeft de Raad gelijk, scholen zijn wel erg klein met dertig, veertig leerlingen. Toch heb ik zo mijn twijfels over de haalbaarheid. Want een ding is gelijk gebleven. Waar het dorp het lichaam is, daar vormt de school de ziel. Zo wordt dat op het platteland ervaren. Het is daarom niet uit te sluiten dat de geest van de voorvaderen vaardig wordt over de moderne plattelander: handen af van onze school. Benieuwd of de bureaucraten in Den Haag daaroverheen komen.