De pijn van Jan Arends

30 mei 2014

Niet eens zo lang geleden speelde de Friese acteur Jan Arendz een prachtige theatermonoloog (‘Arendz’ Arends’) over zijn (bijna-)naamgenoot Jan Arends. Daarin vergeleek hij zijn eigen levensloop met die van schrijver Jan Arends. Nu had ik nooit iets gelezen van deze dichter/schrijver, maar na die monoloog werd ik nieuwsgierig en nam me voor hier verandering in aan te brengen.

Jan Arends (1925-1974) leidde een ongelukkig leven. Geboren als onwettig kind, getogen als gepeste leerling en uiteindelijk eindigend met zelfmoord, het stemt allemaal niet vrolijk. Tussen geboorte en sterven voltrok het leven zich als een vonnis. Geen vaste betrekking, ongelukkig in alles waarin een mens ongelukkig kan zijn, een reeks opnames in psychiatrische inrichtingen, zich miskend voelend als schrijver worstelde hij zich naar een onvermijdelijk einde.

Daarbij liet hij een klein, maar zeker niet onbeduidend oeuvre achter, waarvan ik ‘Keefman’, zijn verhalenbundel, onlangs oppikte bij de Kringloop. Het is een bundel van de betere soort. Geen vrijblijvende vertellingen om het vertellen zelf, maar verhalen die geboren zijn uit noodzaak. Eigenlijk zijn ze allemaal een afgeleide van de schrijver zelf. Neem een verhaal als ‘Vrijgezel op kamers’. De hoofdpersoon werkt op een kantoor en is op zoek naar een kamer. Uiteindelijk neemt hij genoegen met een soort van berging zonder ramen. Meteen bij de eerste regels wordt al duidelijk dat er aan deze kantoorklerk een steekje los zit. In het vervolg zien we hoe hij gaandeweg het contact met de werkelijkheid verliest. Hij wordt ontslagen omdat hij niet meer komt opdagen. Personages als de dokter, de hospita en zijn baas zijn niet in staat hem uit zijn hol onder de trap te halen. Inmiddels verliest hij in hoog tempo de controle over zijn bestaan. Zichzelf bevuilend takelt hij verder af, net zolang tot een paar broeders hem afvoeren naar het gesticht.

Ook de cynische ondertoon is in Arends’ verhalen niet te missen. Zo is er een verhaal over een schrijver (‘Barre welvaart’) die zoveel verdient dat de bank hem weigert als klant, een commentaar op de lage verdiensten waar de meeste schrijvers nu eenmaal toe zijn veroordeeld. De reden die de bank opvoert is ruimtegebrek voor al die geweldige verdiensten, men weet zich geen raad meer met al die miljoenen. Uiteindelijk volgen we een auteur die wanhopig probeert zo weinig mogelijk te schrijven om te voorkomen dat hij nog meer verdient.

Eigenlijk moest ik bij het napluizen van zijn levensverhaal meteen denken aan Maarten Biesheuvel. Alleen de stijl van schrijven verschilt nogal. In tegenstelling tot Biesheuvel hanteert Jan Arends een bijna kale schrijfstijl, ontdaan van alle opsmuk. De reden voor die schrijfstijl brengt hij zelf onder woorden in een van zijn  gedichten:

Om pijn
te schrijven
heb je
weinig woorden
nodig.

Jan Arends mocht zich dan miskend voelen, hij kreeg wel degelijk aandacht, zijn schrijftalent bleef bepaald niet onopgemerkt. Ook reclamebureaus wisten hem te vinden. Zo heeft hij een aantal jaren gewerkt als copywriter in Leeuwarden, waar hij dan ook in de poëzieroute is opgenomen. Toch was die waardering niet genoeg om te voorkomen dat hij op de dag waarop zijn bundel ‘Lunchpauzegedichten’ werd gepresenteerd van vijfhoog uit het raam van zijn flat sprong. Tragisch, ook al omdat hem achter de schermen net de Multatuliprijs 1973 was toegekend. Door zijn overlijden werd afgezien van een definitieve toekenning, een uitweg die naadloos aansloot op de pijn van Jan Arends.