Vandaag het laatste deel in een miniserie over de tijd van de Koude Oorlog. Ging het de vorige keer over het passeren van het IJzeren Gordijn, vandaag een blog over het leven in de DDR.
Want daar woonden natuurlijk ook mensen. En hoe! Voor mij waren bezoekjes aan de DDR vooral een reis terug in de tijd. De grens voorbij merkte je daar eerst nog niet al te veel van. De snelwegen naar Berlijn werden goed onderhouden. Met geld uit het Westen, maar dat hoorde ik later pas. Nee, het werd pas echt feest zodra je de snelweg verliet. Het was alsof iemand de tijdbalk expres even goed scheef hield, zodat we linea recta teruggleden, terug naar de fifties van de vorige eeuw. Het verkeer bestond plotseling uit Trabantjes en ander Oost-Duits vernuft, de wegen waren voorzien van een hotseknotswegdek, stuiterend zochten we ons een weg naar Leegebruch, waar we werden opgewacht door een gastvrij welkomstcomité van de plaatselijke kerk.
We logeerden bij gewone mensen in een gewone straat, een straat waarin het heerlijk stonk naar verbrande bruinkool. Eerst moesten we de Trabant van onze gastheer Peter bekijken, een wonder op wielen, uitgevoerd in hemelsblauw plastic. Hij had er twintig jaar voor op een wachtlijst gestaan, vertelde hij, maar dan had je ook wat. Later die week heb ik in opgevouwen staat een rijtoer van vijftig kilometer in dat ding gemaakt. Om nooit te vergeten, zullen we maar zeggen.
Het interieur van hun woninkje was uitgevoerd in trendy (daar tenminste) bruin. Jarenvijftigmeubeltjes met lekker veel fineer, een knots van een televisie, de bank bekleed met good-old skai. Peter zette die televisie even op een Oost-Duitse zender, waar zo zelf trouwens nooit naar keken, ze konden immers ook West-Duitse programma’s ontvangen. Aandoenlijk simpele tv-programma’s kreeg je dan te zien, allemaal met een opvoedkundig, socialistisch randje. Regina, onze gastvrouw, vertelde hoe ze aan eten kwamen. Er was overigens voldoende, veel werd zwaar gesubsidieerd. Voor extraatjes hadden ze een informeel circuit. Zodra ergens bijvoorbeeld sinaasappels waren te krijgen, ging dat als een lopend vuurtje door de regio, waardoor de hele, beperkte voorraad in een zucht was uitverkocht.
Later die week maakten we een uitstapje naar Berlijn. Het laatste stuk ging met de tram. Die nog het oude traject uit de jaren dertig volgde. Waardoor we op een gegeven moment zomaar dwars door het niemandsland tussen Oost en West reden. Het werd doodstil in de tram. Peter vertelde fluisterend dat hier niet gepraat mocht worden. Even later stonden we bij de Brandenburger Tor, maar dan aan de verkeerde kant. In de verte het geluid van het vrije westen, nooit heb ik me meer gevangen gevoeld als daar.
Kort nadat in 1989 het IJzeren Gordijn viel, tufte het Trabantje van Peter en Regina ons erf op: eindelijk vrij!