Een van de belangrijkste en meest interessante popartiesten uit het laatste kwart van de vorige eeuw, zo kan je Joe Jackson gerust omschrijven. Een van mijn favoriete artiesten, dat ook. Zijn indrukwekkende oeuvre blijft een feest om naar te luisteren. Waar veel muziek snel gedateerd klinkt, daar blijft de muziek van deze rasmuzikant boeien. Wie kent ze niet, prachtige langspeelplaten als ‘Night and day’, ‘Body and soul’ of het topalbum ‘Big world’?
Als je goed luistert weet je meteen dat Jackson een geschoold musicus moet zijn. En dat is dan ook zo. Dat klinkt gewoon, maar als je bedenkt dat hij opgroeide in een regelrecht arbeidersmilieu, is dat helemaal niet zo vanzelfsprekend. Hoe het hem lukte zich te ontworstelen aan dat milieu is te lezen in zijn autobiografie ‘Joe Jackson – een overwinning op de zwaartekracht’.
Deze autobiografie is al net zo oorspronkelijk als zijn muziek. Waar andere beroemdheden vaak kiezen voor een beschrijving van alle successen, daar gaat Jackson in op de periode voordat hij doorbrak. In een rake stijl schetst hij een deprimerend beeld van zijn jeugd. Omdat hij zowel qua belangstelling als uiterlijk afweek van zijn leeftijdgenoten, werd hij met enige regelmaat in elkaar geslagen. Toch liet hij zich niet kennen en zette hij door. Hij had een droom, moest en zou muzikant worden en had daar alles voor over. Als lezer krijg je niet alleen een inkijkje in het reilen en zeilen van het Engelse arbeidersmilieu, ook laat Jackson zien hoe moeilijk het is een carrière op te bouwen. Wat dat betreft spreekt de titel van deze autobiografie boekdelen. Elke kans om ergens te spelen aangrijpend, van café tot striptent, kwam hij uiteindelijk terecht in een coverband, waarbij hij zijn eerste eigen nummers kon spelen. Daarnaast studeerde hij af aan het conservatorium, maar hij bleef wat hij altijd al was: een buitenbeentje.
Tussendoor geeft Jackson allerlei bespiegelingen over roem, de dilemma’s bij het kiezen van een route naar wat je wilt bereiken, de keus tussen spelen wat het publiek wil en wat je zelf goed vindt, entertainer of juist kunstenaar en klassieke muziek. Zo ontleedt hij bijvoorbeeld het tweede vioolconcert van Sjostakovitsj, zijn (en ook mijn) favoriete componist, een analyse die je van een popster toch niet gauw zou verwachten.
Al met al laat Joe Jackson met deze autobiografie zien dat hij niet alleen een voortreffelijke muzikant is, maar ook een talentvol schrijver. Met zelfspot en humor vertelt hij zijn verhaal, dat werkelijk geen tel verveelt. Echt een must-read voor zijn fans, maar ook als je nog nooit van de man hebt gehoord is dit boek zeker een aanrader!