Sinds Sjöwall & Wahlöö in de periode 1965-1975 hun onvergetelijke en niet te evenaren serie detectives over de fameuze Martin Beck schreven is het me niet gelukt een thriller uit te lezen. En dat terwijl juist dat het genre is waar de hele handel in boeken op drijft. Ik kan dus niet meepraten over de geneugten van de Baldacci’s, Kellerman’s en Dan Brown’s, het leesplezier dat je schijnt te ondergaan bij het leger Scandinavische auteurs dat zo oor- en oogverdovend aanwezig is zodra je over de drempel van een boekenzaak naar binnen kukelt.
Niet dat ik het nooit geprobeerd hebt, ik ben van goede wil. Zo ben ik al eens begonnen in ‘De eetclub’ van Saskia Noort, heb ik geprobeerd verder te komen dan het eerste hoofdstuk in een boek van Charles den Tex, plus nog een paar buitenlandse schrijvers. Maar steeds haakte ik af. Waar ik een literair boek altijd uitlees, daar ben ik bij detectives een stuk minder standvastig. Zo gauw ik de indruk krijg dat het niks is en vermoedelijk ook niks gaat worden, ben ik weg. Zonde van de tijd, gauw een beter boek opsnorren om het vege lezerslijf te redden.
Hoe komt het toch dat ik steeds weer afhaak? Dat verschilt. De ene keer wordt me een literaire thriller beloofd en krijg ik alleen maar zinnen die lijden aan bloedarmoede, de andere keer staat het karakter van de speurder me niet aan. Of de plot boeit me niet. Of er zit geen humor in het verhaal, ook zoiets.
Al die elementen zaten wél in de boeken van Sjöwall & Wahlöö, dus waarom zou ik genoegen nemen met minder? Inmiddels heb ik ‘Grafteken’ van Arnaldur Indridason gelezen. Ik had iets lovends vernomen over de voortreffelijkheden van deze IJslander, dus vooruit, voordeel van de twijfel. Ik was al redelijk snel op de helft, dus dat ging goed. De stijl was sober, maar doeltreffend. De sfeer was aanvankelijk ook in orde. Er werd een lijk gevonden op het graf van een bekende IJslander, daar begon het mee. Vervolgens kwam Moordzaken in beeld. De detective van dienst was er zo eentje die op Martin Beck lijkt: van middelbare leeftijd, ietwat sullig, privéleven een puinhoop, dat werk. Ook waren er rechercheurs die een nacht voor het huis van een verdachte doorbrachten zonder op het idee te komen dat er waarschijnlijk ook zoiets revolutionairs als een achterdeur bestond. Waar de verdachte dan ook naar buiten werd gesjouwd na bewusteloos te zijn geslagen door een andere crimineel.
Jammer dat het verhaal in de tweede helft definitief in elkaar zakte. Veel onnodig gepsychologiseer, terwijl ook de domheid van de IJslandse politie irritante proporties begon aan te nemen. Zo bleek men niet te weten dat de meest louche grondspeculant van IJsland de meest louche grondspeculant van IJsland was. Zoiets hoor je, zeker op een eiland, toch te weten? Als politie zijnde. Nu is de IJslandse politie niet veel gewend, begreep ik uit het nieuws van deze week. Voor het eerst in de geschiedenis is daar door de politie een verdachte doodgeschoten. Maar kan dat een excuus zijn voor een slappe thriller? Het rechercheteam bleef qua karakterisering ook al zo plat als een duppie, al probeerde Indridason er wel heel opzichtig iets aan te doen door een paar politiemannen met aantrekkelijke vrouwelijke getuigen de koffer in te laten duiken. Uiteindelijk liep het verhaal met wat dooddoeners en sissers af, net als mijn welwillendheid.
Ga ik nu meer thrillers lezen? Echt niet. Er ligt namelijk nog een hoop moois op me te wachten: ‘Pier en Oceaan’ van Oek de Jong, een halve bundel van Wislawa Szymborska (2 gedichten per dag!), ‘Het meten van de wereld’ van Daniel Kehlmann, ‘Well’ van Matthew McIntosh, een Fries jeugdboek van Hanneke de Jong en de biografie van Joe Jackson. En dat is nog maar een selectie.
Ik zal dus wel geen thrillerlezer worden, vrees ik. Omdat er nog steeds niets boven Sjöwall & Wahlöö gaat!