Stel dat we de kans op een overstroming zouden kunnen halveren, zouden we dat dan ook doen? Natuurlijk, zou je denken. En dat is verklaarbaar. Het streven naar veiligheid is, zo toonde de Amerikaanse psycholoog Waslow aan, een van onze belangrijkste levensbehoeften. We zullen altijd geneigd zijn die veiligheid te vergroten, zelfs wanneer we weten dat de kans op een overstroming een op de miljoen is, wat betekent dat na de extra maatregels die kans is gehalveerd naar een op de twee miljoen. We gaan gewoon door, al weten we rationeel gezien dat wat we doen eigenlijk zinloos is.
Onze ingebouwde hang naar veiligheid zorgt ervoor dat de zorg inmiddels onbetaalbaar is geworden, dat we ondanks de statistisch bewezen toenemende veiligheid steeds meer blauw op straat willen zien en dat de overheid zo langzamerhand is verworden tot een onontwarbare kluwen van regeltjes.
Vooral na een incident zijn we bereid nóg meer regelgeving te verzinnen: maatregelen voor alles. Zo werd na de brand in Volendam elke school opgezadeld met een uitgebreid alarmeringssysteem. Muren werden doorbroken, wekenlang werden de lessen verstoord door het gegier van boren en het oorverdovende gepiep van brandmelders. Het mocht wat kosten, ook al weet iedereen dat scholen uitsluitend tijdens de jaarwisseling in de hens gaan.
Toen het stof was opgetrokken bleek er in de hal een grijze bak met schermpjes, lampjes en heel veel knoppen te hangen: de veiligheid zichtbaar gegarandeerd. Alleen wist niemand waar al die knopjes goed voor waren. Ook was er niemand die enig idee had wat het systeem eigenlijk doet. En dat is nog steeds zo. Belt dat ding automatisch de brandweer? Of misschien de inspectie wanneer de school zwak dreigt te worden?
Gelukkig komt er een keer per jaar een monteur. We hebben namelijk een servicecontract. Onlangs vroeg ik om mijn betrokkenheid te tonen de monteur hoe ‘dat ding’ nu eigenlijk werkt. Geschokt keek de man me aan: ‘Wéét u dat dan niet?’ Deemoedig schudde ik mijn hoofd. De man ging er eens goed voor staan en legde uit hoe belangrijk dit systeem voor onze veiligheid was. Met wilde armgebaren legde hij uit wat ik zou moeten doen: ‘Zeker een persoon per locatie dient een eendaagse cursus te volgen.’ Op mijn tegenvraag wat daarvan de zin was als dit gediplomeerde feestvarken tijdens een brand niet aanwezig was, moest hij het antwoord schuldig blijven. Ook wees ik hem op de financiële krapte in het onderwijs. Gezien mijn scepsis schakelde hij terug naar een noodoplossing. ‘Jullie zouden als vereniging iemand op cursus kunnen sturen. Bovenschools dus. Die kan dan op gezette tijden bij de scholen langs om de apparatuur in ieder geval op deugdelijkheid te testen.’ Op mijn vraag wat we hiermee zouden bereiken, antwoordde hij droog: ‘Zo voldoet u in ieder geval aan de regels, meneer!’