Willkommen!

28 maart 2014

Tijdens een grote oefening op de Lüneburger Heide mochten we zomaar op kosten van de staat op schoolreisje. Naar het IJzeren Gordijn nog wel. Dat kenden we alleen uit de boekjes op de Lagere School, dus daar keken we erg naar uit. Om het helemaal fijn te maken moesten we onze uniformen inruilen voor ons burgerkloffie. De reden werd ons tijdens de reis duidelijk gemaakt. We gingen namelijk een kijkje nemen bij De Vijand. En die kon wel eens zenuwachtig worden. Lachen natuurlijk. Maar eenmaal bij het IJzeren Gordijn aangekomen dachten we er toch iets anders over. Ga maar na: overal grenspalen met niet mis te verstane waarschuwingen, allemaal over dood en verderf als we te dichtbij kwamen. Niet dat daar veel kans op was, want West-Duitse grenswachten, compleet met Duitse herders, zorgden er wel voor dat geen gekke dingen deden. Indrukwekkend was het, ik kan niet anders zeggen. Prikkeldraad, al die hekwerken die onder stroom schenen te staan, op de wachttorens Oost-Duitse Vopo’s die meteen de verrekijkers op ons richtten. Toen ons ook nog werd verzekerd dat we constant onder schot werden gehouden, was de lol er al heel gauw af en begrepen we dat die lui daar écht geen ‘nette Leute’ waren. Wat natuurlijk precies de bedoeling was.

Een tiental jaren later ben ik enkele keren op bezoek geweest in Oost-Duitsland. Vanuit de kerk hadden we contact gemaakt met de gemeente van Leegebruch, een dorp in de buurt van Berlijn, vandaar. Zonder visum kwam je er niet in, en het was wel heel speciaal die onneembare grens op een trits stempels (waren ze gek op, daar in Oost-Duitsland) te passeren. De veiligheidsmaatregelen waren enorm. Erin ging overigens nog wel, al was je zomaar een paar uur kwijt. De auto’s werden grondig gecontroleerd, kranten werden in beslag genomen en toen iemand van ons gezelschap een foto maakte, werd die meteen uit de rij gehaald om het toestel in te leveren, waarna het door een röntgenapparaat werd gehaald. Onklaar gemaakte foto’s, dat werk. De grens voorbij bleek de DDR overigens enorm blij met ons te zijn: vanaf een levensgroot bord werd ons een ‘herzlich willkommen’ toegeroepen…

De terugreis was, zoals gezegd, nog een heel ander verhaal. Immers, stel je voor dat we als souvenir een Oost-Duitser mee zouden smokkelen. Die grenswachten keerden onze auto’s binnenstebuiten. De motorkap moest omhoog, een Vopo klapte de zittingen op om te kijken wat eronder zat, een ander ging met een van een spiegeltje voorziene hengel de onderkant inspecteren, nee, gauw tevreden waren ze niet.

Alleen de Poolse chauffeurs waren niet onder de indruk. Die scholden, wezen naar hun voorhoofd en lachten die grenswachten vierkant uit: communisten onder elkaar. Maar goed, eenmaal de grenspost voorbij haalden we opgelucht adem. Niet dat je meteen op West-Duits grondgebied was. Als je goed keek zag je een paar honderd meter na de controlepost aan weerszijden van de weg een paar heuvels. En wat zat erin? Precies, een paar schuifdeuren die razendsnel gesloten konden worden, mochten ze je toch nog willen tegenhouden.

In 1990, na de val van de Muur en het IJzeren Gordijn, zijn we daar voor de laatste keer geweest. En wat was het vreemd te ontdekken dat die hele santenkraam totaal was opgeruimd. Niets, maar dan ook niets meer terug te vinden, elke herinnering was grondig uitgewist. En die gewaarwording was minstens zo unheimisch als het IJzeren Gordijn zelf.