In elke klas heb je ze wel, kinderen die geen idee hebben hoe je eigenlijk vriendjes moet maken. Fredje was zo’n kind. En daarom deed hij zijn stinkende best. Hij deelde snoepjes uit, leende je knikkers als daarom werd gevraagd. In ruil wilde hij dan op je feestje komen: voor wat hoort wat. Maar echte vriendjes, nee, dat wilde maar niet lukken. Later, toen Fredje allang tot een puisterige Fred was uitgegroeid, was hij het die de drank bestelde en op schoolfeestjes voor de muziek zorgde. Maar een leuke meid zat er niet in. Nu begon het leven pijn te doen. En de wrok waarmee hij werd opgezadeld, raakte hij nooit meer kwijt.
Na zijn studie kwam hij terecht bij het Openbaar Ministerie. Dit was de ideale plek voor Fred, hier kon hij eindelijk toegeven aan dat onzalige gevoel over het onrecht dat hem was aangedaan. Verbeten vervolgde hij degenen die een scheve schaats hadden gereden. En warempel, nu lukte het wel. Hij begon op te vallen. Ze noemden hem zelfs liefkozend ‘crimefighter’. Bij Leefbaar Nederland. En later bij de VVD, veel respectabeler kon het niet.
Algauw werkt deze zoon van een bankbiljettencontroleur zich op tot staatssecretaris. Nu zag hij zijn kans schoon, een wereld van mogelijkheden ging voor hem open. Illegalen te lijf gaan, kinderen opsluiten. Ook kon hij het niet laten te wroeten in het recht op recht. Advocaten? Van die lui had hij bij het Openbaar Ministerie alleen maar last gehad. Onder overheidscontrole brengen, die handel. En hoezo vrije toegang tot het recht op recht? Rechtbanken waren overbelast, toch? Dus de prijzen omhoog, daar zou het een stuk rustiger van worden.
En nog steeds gaat Fred onverdroten door. Kritiek deert hem niet. Hij heeft ook geen keus. Wat moet je als je vrienden je alleen maar waarderen omdat je bereid bent het vuile werk voor hen op te knappen?
Goeie ouwe Fredje, geen spat veranderd in al die jaren. Je zou zowaar van hem gaan houden. Misschien hadden we dat beter maar wat eerder kunnen doen. Dat had een hoop ellende gescheeld.