‘De duivel mag me halen,’ zegt Julius Quist, leraar Duits aan een Gymnasium in Leeuwarden, tegen zijn rector wanneer die hem voorstelt met vervroegd pensioen te gaan.
Het is een uitspraak die niet zonder consequenties zal blijven. Zodra hij besluit om het advies toch maar op te volgen en onderweg naar school niet uitkijkt bij het oversteken, wordt hij aangereden. Fysiek raakt hij in een coma, maar zijn geest trekt zich daar weinig van aan, krabbelt op en bereikt de overkant van de straat. Daar woont immers de vrouw die hij, staand voor het raam van zijn leslokaal, al zo vaak zag.
Wat volgt is een Faustiaanse reis die hem van Leeuwarden naar Harlingen voert. Overal onderweg, of het nu in Weidum, Jorwerd, Baard, Winsum, Tzum of Hitzum is, wordt hij geconfronteerd met zijn verleden, al is het Quist niet altijd duidelijk wat de wonderlijke figuren die hij ontmoet precies van hem willen...
Beschikbaarheid (Leaver de Fryske ferzje? Sjoch fierderop yn dizze bibliografy)
- E-boek: Kobo of contactformulier